Forfaitaire vaststelling van kinderalimentatie FJR 2003/11
Vindplaats: FJR 2003, p. 11 Bijgewerkt tot: 01-01-2003
Auteur: Pieter Dorhout[1]
Forfaitaire vaststelling van kinderalimentatie
Vorig jaar heeft een werkgroep van het ministerie van SZW geconstateerd dat veel alleenstaande moeders, die van een bijstandsuitkering leven recht hebben op kinderalimentatie, maar deze niet ontvangen. Daarom is er een interdepartementale werkgroep alimentatiebeleid aan het werk gezet om te bezien of hierin verandering gebracht zou kunnen worden. Hierdoor zouden meer vrouwen, tezamen met inkomsten uit een deeltijdbetrekking, uit de bijstand kunnen komen. Uit het rapport van de werkgroep blijkt dat in slechts 22 procent van de gevallen waarin de bijstandsgerechtigde aanspraak kan maken op kinderalimentatie, deze aanspraak wordt gerealiseerd. Het rapport bevat voorstellen tot verbetering van de vaststelling en inning van kinderalimentatie.
Vorig jaar heeft een werkgroep van het ministerie van SZW geconstateerd dat veel alleenstaande moeders, die van een bijstandsuitkering leven recht hebben op kinderalimentatie, maar deze niet ontvangen. Daarom is er een interdepartementale werkgroep alimentatiebeleid aan het werk gezet om te bezien of hierin verandering gebracht zou kunnen worden. Hierdoor zouden meer vrouwen, tezamen met inkomsten uit een deeltijdbetrekking, uit de bijstand kunnen komen. Uit het rapport van de werkgroep[2] blijkt dat in slechts 22 procent van de gevallen waarin de bijstandsgerechtigde aanspraak kan maken op kinderalimentatie, deze aanspraak wordt gerealiseerd. Het rapport bevat voorstellen tot verbetering van de vaststelling en inning van kinderalimentatie.
Om te beginnen worden als knelpunten in het huidige systeem genoemd:
1 Ongelijke verdeling van de lasten
De werkgroep merkt op dat de lasten ongelijk verdeeld zijn tussen de alimentatieplichtige en -gerechtigde en ziet hiervoor twee belangrijke redenen:
1 |
De wijze waarop de draagkracht van de alimentatieplichtige wordt vastgesteld leidt ertoe dat een aanzienlijk aantal lasten van de alimentatieplichtige voor gaat op de te betalen kinderalimentatie. Voorts mag de alimentatieplichtige van de resterende bestedingsruimte een deel vrijhouden. Hierna wordt pas toegekomen aan kinderalimentatie. Als er uiteindelijk onvoldoende draagkracht is om de kinderalimentatie op het niveau van de genormeerde behoefte van het kind te betalen, wordt het inkomen van de alimentatieplichtige beschermd en ontvangt de verzorgende ouder een te laag bedrag. |
2 |
Bij de vaststelling van alimentatie wordt nauwelijks rekening gehouden met de verzorgingstijd van kinderen. De benodigde verzorgingstijd beïnvloedt echter wel in directe zin de verdienmogelijkheden en dus de inkomenspositie van de verzorgende ouder. De verzorging van kinderen is wel een van de factoren die bij de toekenning van partneralimentatie een rol zou moeten spelen. |
2 Onvoldoende naleving van de alimentatieplicht
Er volgt uit de door de werkgroep geraadpleegde cijfers dat de onderhoudsplicht onvoldoende wordt nageleefd. Dit zou veroorzaakt worden door het niet verzoeken om alimentatie, het ontbreken van draagkracht en het niet betalen van vastgestelde alimentatie, hetgeen consequenties heeft voor het verhaal van bijstand door de gemeenten.
3 Te ingewikkelde vaststelling en emotionele vervlechting
De werkgroep stelt dat alimentatie volgens het huidige systeem ingewikkeld vast te stellen is. De alimentatie kan worden gewijzigd indien de omstandigheden waarvan wordt uitgegaan bij de eerste vaststelling van de alimentatie gewijzigd zijn. Het grote aantal wijzigingsprocedures levert naar het oordeel van de werkgroep een hoge belasting op voor de rechterlijke macht. Op dit moment houden naast de rechterlijke macht het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen en de gemeentelijke sociale diensten zich bezig met de inning en vaststelling van kinderalimentatie. De werkgroep stelt dat dit te versnipperd is.
Voorts stelt de werkgroep dat de huidige wijze van vaststelling en de mogelijkheid om frequent wijziging te verzoeken, een blijvende emotionele en zakelijke betrokkenheid veroorzaakt tussen de gescheiden partners, die zich slecht verstaat met de gewenste economische en emotionele zelfstandigheid.
Het rapport doet, op hoofdlijnen, de volgende aanbevelingen:
1 |
Kinderalimentatie is bestemd voor het kind. Keuzes die ouders na een scheiding maken, dienen niet van invloed te zijn op de te betalen kinderalimentatie. |
2 |
De overheid stelt eenvoudige, duidelijke en begrijpelijke normen vast voor minimaal te betalen kinderalimentatie. |
3 |
Kinderalimentatie dient te bestaan uit een vergoeding voor de onderhoudskosten en de verzorgingskosten voor kinderen. Dit doet recht aan de verantwoordelijkheid van de niet-verzorgende ouder om bij te dragen in de kosten van opvoeding van en zorg voor het kind. |
4 |
Het draagkrachtprincipe zoals bij de huidige vaststelling van kinderalimentatie gehanteerd wordt, dient vervangen te worden door het principe dat beide ouders altijd bijdragen aan de kosten voor het onderhoud én de verzorging van de kinderen. |
5 |
In geval van co-ouderschap en gelijke verdeling van zorgtaken wordt de kinderalimentatie vervangen door bijdragen in natura. |
6 |
De vormgeving van de kinderalimentatie moet de ontvlechting van financiële belangen van de ouders na hun scheiding, beëindiging samenleving of besluit geen gezamenlijk gezin (meer) te vormen mogelijk maken. |
7 |
De overheid zorgt ervoor dat, als de vaststelling of inning van de kinderalimentatie haperingen vertoont, (een van) de ouders zich kan/kunnen richten tot een laagdrempelig intermediair voor de vaststelling en inning van kinderalimentatie. |
8 |
Een nieuw op te richten instelling, het Intermediair, berekent bij de vaststelling en inning van kinderalimentatie een kostenvergoeding. |
9 |
Het Intermediair heeft verregaande bevoegdheden, zoals administratieve vaststelling van de alimentatie en mogelijkheid tot het leggen van loonbeslag bij de alimentatieplichtige. |
10 |
De verzorging van het kind of meer kinderen dient niet langer een factor te zijn bij de vaststelling van partneralimentatie. |
4 De oplossing voor alle problemen?
De hierboven genoemde oplossingen lijken allemaal zo voor de hand te liggen, dat de vraag onontkoombaar is waarom het huidige systeem van vaststelling naar draagkracht van de alimentatieplichtige en behoefte van de alimentatiegerechtigde zo lang in stand is gehouden.
Het antwoord wordt door de werkgroep zelf gegeven. Het huidige systeem is namelijk volgens de werkgroep te zeer maatwerk en daarom te ingewikkeld.
Wat de werkgroep echter uit het oog verliest is dat het naar mijn mening afgestemd is op de Nederlandse behoefte aan nuancering in financiële kwesties, die je weliswaar zou kunnen duiden als kruideniersmentaliteit, maar ook als vergaand rechtvaardigheidsgevoel. Het is daardoor uitgegroeid tot een verfijnd systeem dat door jarenlange aanpassingen op verzoek van de rechtzoekenden tot stand is gekomen. Deze wijze van vaststelling is bekend bij iedereen die zich met vaststelling van alimentatie bezighoudt en kan bogen op grote acceptatie door wie ermee te maken krijgt. Overigens wordt de behoefte van kinderen aan alimentatie al forfaitair vastgesteld middels het alom gehanteerde Rapport 'kosten van kinderen ten behoeve van de vaststelling van kinderalimentatie' dat tot stand is gekomen in samenwerking met het Nibud.[3]
Natuurlijk heeft het zijn schaduwzijden, die gedeeltelijk terecht door de werkgroep genoemd worden. Het is echter zeer de vraag of die verholpen kunnen worden door het voorgestelde botte systeem van forfaitaire vaststelling. Wie vindt het immers redelijk als de ex-vrouw van de miljonair slechts €130 per maand aan alimentatie voor hun kind ontvangt, omdat zijn belastbaar inkomen nihil is? Of als je geen vermindering van alimentatie kunt vragen, wanneer je bedrijf failliet is gegaan of je ontslagen bent en je netto te besteden inkomen door de forfaitaire kinderalimentatie onder het bestaansminimum komt? Moeten dan beide ouders bijstand aanvragen en is deze alimentatie wel te innen?
Mijn verwachting is dat, indien dit systeem zou worden ingevoerd, de hoge kinderalimentaties lager zullen worden en de alimentaties die nu oninbaar zijn of op nihil gesteld worden, oninbaar blijven. Daardoor zullen de becijferde bezuinigingen van tegen de 190 miljoen euro per jaar op bijstandsuitkeringen van éénoudergezinnen bij lange na niet gehaald worden, omdat het gezinsinkomen, dat volgens het rapport met de kinderalimentatie en een deeltijdinkomen de bijstandsgrens moet kunnen passeren, gelijk zal blijven. Voorts is het inefficiënt om expertise, die nu tegen lage kosten bij de rechtbanken aanwezig is, niet langer te gebruiken.
Aan het einde van de jaren tachtig is al eens het voorstel gedaan om kinderalimentatie forfaitair vast te stellen. Het desbetreffende wetsvoorstel is toen ingetrokken, omdat er teveel bezwaren vanuit de rechterlijke macht waren. Ondanks dat het rapport terecht enkele knelpunten constateert, zou dat nu weer kunnen gebeuren. Het zou goed zijn als de werkgroep zou kijken naar de Duitse ervaringen met het systeem van forfaitaire kinderalimentatie en eerst eens zou onderzoeken of met aanpassingen van het huidige systeem niet een beter resultaat bereikt zou kunnen worden.
Het rapport stelt dat het kind centraal staat. Na lezing kreeg ik echter steeds meer de indruk dat niet de kinderen, maar de bezuinigingen op uitgaven voor de Algemene Bijstandswet centraal stonden bij de werkgroep.
Voetnoot
De auteur is stafjurist bij de sector familie- en jeugdrecht, Rechtbank Haarlem.
Te raadplegen op http://gemeenteloket.minszw.nl/docs/alleenstaande_ouders/rapporten.cfm.
Trema: tijdschrift voor de rechtelijke macht, kosten van kinderen ten behoeve van vaststelling kinderalimentatie, Nibud 1994, p. 127-134.