Wie heeft recht op de hond of kat na scheiding?
De toedeling van een huisdier of de verdeling van de omgang met een huisdier kunnen onderwerp worden van een gerechtelijke procedure wanneer partijen uit elkaar gaan. Hoe kijkt een rechter hier tegenaan?
Bron: pixabay
Volgens de wet wordt een hond niet gezien als (roerende) zaak, maar zijn de bepalingen betreffende zaken wel op hen van toepassing. Als een hond gemeenschappelijk eigendom is, dan behoort de hond daarmee in juridische zin tot de bezittingen die bij scheiding moeten worden verdeeld. Soms ontstaat er een geschil tussen partijen over wie eigenaar van de hond is en wie de hond mag houden na de scheiding. Aan de rechter wordt soms gevraagd om een omgangsregeling voor de hond vast te stellen.
Omgangsregeling
Vooropgesteld dient te worden dat een rechter niet zelfstandig een omgangsregeling kan vaststellen voor een hond. Daar bestaat geen rechtsgrond voor (ECLI:NL:GHSGR:2007:AZ9125 en ECLI:RBGEL:2013:BZ9994). Wat wel kan is nakoming vorderen van een tussen partijen gemaakte afspraak over de omgang met een hond. Zo oordeelde de rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2016:5112) dat de baasjes -als zij het belang van Spike voorop hebben staan- uitvoering moeten geven aan de regeling die Spike al jaren gewend is.
In een kort geding bij de rechtbank Rotterdam (ECLI:NL:RBROT:2022:11946) spraken partijen ter zitting een omgangsregeling voor de hond met elkaar af, waarvan de rechtbank oordeelde dat partijen die moesten nakomen totdat in een bodemprocedure anders zou worden beslist. De man werd veroordeeld om de hond op gezette tijden aan de vrouw af te geven, zulks op straffe van een dwangsom.
Als niet blijkt dat een omgangsregeling is afgesproken, dan zal de rechtbank een dergelijk verzoek afwijzen (ECLI:NL:RBLIM:202:8977).
Verdeling
Als de hond of een ander huisdier gezamenlijk eigendom is, dan behoort de hond tot de te verdelen inboedelgoederen bij scheiding. Als partijen daar samen niet uitkomen, dan zullen zij de rechter vragen om de hond(en) aan hem of haar toe te delen. In een zaak die diende bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2019:6803) werd geoordeeld dat de honden werden toegedeeld aan de man in kwestie. Het ging in deze zaak om twee honden, waarvan de vrouw had verzocht om de honden aan haar toe te delen. Het hof wees haar verzoek af, naar billijkheid rekening houdende met de belangen van partijen en met respect voor honden als levende wezens: de man had sinds het vertrek van de vrouw uit de echtelijke woning de honden verzorgd. Het hof sloot aan bij de feitelijke situatie zoals die al geruime tijd was. Niet aannemelijk werd geacht dat de man de honden slecht verzorgde, zoals de vrouw had gesteld, of dat de vrouw meer belang had bij een verblijf van de honden bij haar.
In een andere zaak oordeelde de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2020:7427) dat de hond en de poes onderdeel uitmaakten van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen, zodat de dieren gezamenlijk eigendom van partijen zijn. Op wiens naam de dieren staan is daarom niet relevant. De rechtbank deelde de poes toe aan de man, omdat de man in de woning bleef wonen en de poes gehecht was aan de woning. Nu het wettelijk uitgangspunt een verdeling bij helfte voorschrijft, deelde de rechtbank de hond aan de vrouw toe, zodat beide partijen een huisdier behouden waaraan zij gehecht zijn.